Fragment uit hoofdstuk 9 (de droom van Erik)
Wat vriendschap betreft, een tijdje geleden heb ik van Muriël gedroomd. Ze zat aan de oever van een beek, ze droeg een witte tuniek en ze was buitengewoon mooi. Ze schitterde in een speciaal fosforescerend licht, dat mij in haar richting trok. Hoe dichter ik haar naderde, hoe beter ik mij voelde. Ik was rustig en voelde me ontspannen. Ik wandelde zachtjes naar haar toe, in stilte, als in slowmotion. Toen ik eenmaal was binnengetreden in haar lichtende aura, knielde ik neer om water op te vangen. Het was goed en helder fris water! Ik reikte het haar aan in de palm van mijn hand en samen dronken wij er een slok van, ieder op zijn beurt, alsof we samen een kelk deelden, vol met geconsacreerde wijn. Toen nam ze mij in haar armen en realiseerde ik me dat ik zeer jong was en zij een rijpe vrouw. Ze wiegde me, zoals men zijn eigen kind wiegt, afgemat door koorts, om het te doen inslapen. Ze neuriede een deuntje en streelde me totdat het zalige gevoel van deze liefde bezit van me nam, doordrong in mijn lichaam en me lichter maakte, totdat ik me zo licht voelde als een veertje. Op dat moment herinner ik me dat ik zuchtte en opsteeg, eindelijk in vrede. Ik smeek u om deze brief ook aan haar te geven, om haar te doen weten dat zij er in geslaagd is om mij in mijn nachtelijke luchtspiegeling licht, warmte, begrip en genegenheid te geven. Als je dit leest, Muriël, vraag ik je om niet te huilen. Ook ik hou veel van je! En dat alleen telt. Ik zal je mijn droom sturen, opdat jij er in slaagt je tranen te bedwingen en ik me rustig kan voelen. En geloof me, jij zult het maken! Ik heb je zien vechten, klein gewond vogeltje, met de kracht van een leeuw. Ondanks mijn voorafgaande verklaring, weet ik dat jij zult doorgaan met jezelf af te vragen waarom ik besloten heb dit leven te verlaten. Ondanks dat iedereen al het mogelijke heeft gedaan om mij te helpen begrijpen dat het de moeite waard is om te leven, al is het alleen maar om de blije momenten ( ik zou durven zeggen de “bijna” gelukkige) die ons soms ten deel vallen, zou jij toch moeten weten wat het betekent om jezelf niet meer te herkennen, je niet meer terug te vinden in dit bestaan en om niet meer de wil te hebben om opnieuw te beginnen met het veroveren van je eigen plaats. Ik weet niet of Jezus Christus echt heeft bestaan, maar het symbool van zijn calvarieberg, van zijn kruisweg, is het meest kenmerkende beeld van het leven, dat wij allemaal leiden. |