Tekstvak:

Fragment uit hoofdstuk 9

 

Door het beroep dat u uitoefent, weet u heel goed hoe moeilijk en hoe traumatiserend en afmattend het is om met een depressieve ouder samen te leven. Voor een kind betekent dat het einde van zijn kindertijd, voordat hij er aan begonnen is en er onbekommerd van heeft kunnen genieten, hetgeen zijn recht is. Goed, uit die jaren herinner ik me geen andere gebeurtenissen dan dat ik na school direct naar huis moest rennen, uit angst dat mijn moeder iets ‘onherstelbaars’ had gedaan, want zo sprak ze over haar verlangen naar zelfmoord. Ik vond haar bijna altijd onderuitgezakt op de bank, waarbij ze niets deed. Ze las niet, ze keek geen televisie en ze luisterde niet naar de radio. Dan zette ik thee voor haar, in plaats dat zij dat voor mij deed, zoals andere moeders. Ik trok eerst de gordijnen open om het licht binnen te laten, aangezien de woonkamer bijna altijd in het halfduister was gehuld. Dan zette ik het raam open, omdat er een muffe lucht hing, vermengd met de geur van zweet, schimmel en vuile borden. Een vieze lucht die me ook nu nog achtervolgt. Ik had geen broers en zusters met wie ik deze last kon delen, die verantwoordelijkheid, waarover ik ook niet met mijn vrienden kon praten, want ik schaamde me voor mijn moeder.Maar toch hield ik van haar en ik wilde niet dat er op een dag iemand zou komen om haar in een psychiatrische inrichting te stoppen. Ze was al een keer door een sociaal werkster ‘bedreigd’. Die was opgetrommeld door de buren, die de situatie al lang hadden zien aankomen. Dit vreesde zij het meest en ook ik, aangezien ik in dit geval echt alleen zou zijn gebleven. Zij was mijn enig aanknopingspunt; en ik dat van haar, ik was haar steun. Haar handicap was ons geheim geworden en ik, in al mijn naïviteit, was er van overtuigd dat ik in staat was om haar te helpen. Ik probeerde vaak om haar interesse te wekken, maar tevergeefs, want ze was te zeer bezig met haar ziekte. Spelen deed ze nooit met me en ook knuffelde ze me nooit! Ik herinner me slechts die ene keer dat ze me vluchtig over mijn bol streek, erkentelijk voor het feit dat ik erin geslaagd was een fles wijn voor haar te kopen in de supermarkt. Dat was me gelukt met de hulp van een oudere jongen, omdat ze geen alcohol mochten verkopen aan jongeren beneden de zestien jaar. In ruil voor die gunst heb ik hem toen mijn lievelingsstripboek gegeven. Die avond, in mijn eigen bed, begon ik mezelf over mijn hoofd te strelen, zoals zij het bij mij had gedaan, om die emotie opnieuw en intens te kunnen beleven.

Vanaf dat moment deed ik het dikwijls, om die gevoelstoestand te bewaren en om mij weer te voorzien van die beelden van liefde. Om mijzelf te troosten masturbeerde ik zeer veel en zeer heftig, bijna woedend, om van mijn lichaam het enige directe genoegen te ontvangen, waarvan ik kon genieten. Daarna voelde ik me nog meer alleen. Ik groeide niet goed op, mijn vrienden beschouwden me als een beetje vreemd en ik werd altijd onzeker ten opzichte van mijn omgeving, omdat niemand me hielp zoals alleen een moeder dat kan: de verstandelijke en sociale ontwikkeling van haar kind bevorderen.

Tegelijkertijd bezorgde mijn beperkte familieleven, waarmee ik zo’n moeite had, mij steeds meer vrees en angst. Mijn vader had het huis al lang geleden verlaten. De eerste symptomen van depressiviteit bij mijn moeder openbaarden zich na mijn geboorte. Hij begreep het niet. Hij voelde het ook niet aan. Hij kon het maar niet begrijpen, stompzinnig als hij was, wat haar mankeerde, waarover ze klaagde en waarom ze zich bedrukt voelde en ongelukkig: “Ze had een zoon, hij had een baan en onderhield het gezin, hij had voor haar een nieuwe wasmachine gekocht, een stofzuiger en een vaatwasser. Zelfs een klein tweedehands autootje! Wat wilde ze verdomme nog meer?”.’s Nachts hoorde ik hem gillen, iedere keer als ze een bittere ruzie hadden. Ik stopte mijn hoofd dan onder mijn kussen om het geschreeuw niet te horen en onrustig en geschrokken sliep ik in. De volgende dag maakte ze geen gebruik van de wasmachine en van haar nieuwe stofzuiger, ze plaatste de vaat niet in de vaatwasser en deed geen boodschappen met haar tweedehands autootje. Dat hield ze dagen, maanden en jaren vol. Waarna mijn vader zei dat hij te moe was om de verantwoording voor ons nog langer te dragen. Hij pakte zijn koffer, haalde zijn schouders op en ging er vandoor. De laatste zin die hij sprak, voor hij de deur achter zich dichtgooide was:

“En nu, in plaats van de hele dag op de bank te liggen, met de uitdrukking van een porseleinen pop, begin je maar eens om je te bekommeren en je zorgen te maken om je zoon, die zich aankleedt als een meisje, praat als een kip en loopt te heupwiegen, alsof hij op schoenen loopt met naaldhakken. Voordat hij een nicht wordt!”

Die woorden verpletterden me! En geloof me, beste dokter, ook na eeuwen psychotherapie zou ik die woorden niet van me af kunnen zetten! Daarna hoorde ik de term ‘nicht’ vaak en soortgelijke synoniemen, als het over mij ging, zoals het woord ‘flikker’…..maar zoals hij het uitsprak was het de meest bittere belediging, de meest onbarmhartige, grove en gemene die ik ooit heb gekregen.

Vanaf dat moment, zoals ik u al eerder terloops heb vermeld, bleven mijn moeder en ik alleen, en begon zij te drinken. Hoe graag zou ik ook een moeder hebben gewild die met me speelde, die me hielp met mijn huiswerk, die een taart bakte voor mijn verjaardag en een feestje organiseerde voor mijn schoolvrienden; die me ’s winters meenam naar de bioscoop en ’s zomers naar een mooi park. Een moeder, die met me meeging naar de dierentuin, die me leerde fietsen en waar ik veel van hield. Een moeder, toegewijd aan haar taak, waar ik trots op kon zijn en die me ’s avonds voor het slapen gaan een vluchtige kus op mijn voorhoofd drukte, en dan zei: “Droom maar zacht, mijn kind!” En nu komt het ergste!

Tekstvak: Tekstvak: Vorige
Tekstvak: Volgende
Tekstvak: Terug
Tekstvak: Terug
Tekstvak: Vorige
Tekstvak: Volgende